Niet alle wegen leiden naar Rome. Je volgt daarom best het officiële tracé van de Via Francigena. Dat slentert in Italië helaas regelmatig over grote stukken asfalt. Gevaarlijke banen zonder voetpad waar zware vrachtwagens doorheen vlammen. Of smalle steegjes waar druk bellende chauffeurs voor voetgangers juist versnellen.
Het grote Romeinse Rijk heeft doorheen de eeuwen genoeg beschaving beleefd. Dus compenseert het haar gecultiveerde geschiedenis vandaag met roekeloos rijgedrag. De gladgemaakte heirbanen behoren vandaag toe aan Ferrari, Maserati en Lamborghini, zelfs al draagt de wagen het kenteken van een domme kleine Fiat.
Het is voor de stapper een spel met telkens twee opties. Ofwel stel je je assertief op en strek je je arm uit zodat de rijbaan psychologisch versmalt waardoor de bolide misschien vaart mindert. Ofwel spring je op het laatste moment zelf maar in de haag. Soms kiest de speler met de rugzak, vaak bepaalt de speler met de vier wielen.
Het is bijna absurd dat zo’n belangrijke cultuurhistorische route soms kilometers lang over de gevaarlijkste provinciale banen loopt. Maar ook dat is weer een aparte ervaring. En na een tijdje went het wegspringen wel.
Beloning
Wanneer je het asfalt verlaat, trakteert Italië je op je beloning. Klimmende paden door prachtige herfstige bossen, steile afdalingen over afgebrokkelde Romeinse heirbanen. Grindpaadjes langs droge olijfbomen en stille begraafplaatsen, zandwegen door eindeloze wijngaarden en verlaten bouwsels. Vergezichten over gestreepte lappendekens in de vallei, gele en rode modderpaadjes vol omgevallen takken en bomen langs een kabbelende rivier.
Je huppelt over beken op dikke stenen en kleine houten bruggetjes, puft zware hellingen op, ontdekt de charme van een verborgen gehucht met evenveel kerken als inwoners. En duikt dan weer de vallei in om verse druiven, appelen of vijgen te plukken, op weg naar het volgende dorp.
San Gimigniano
In de duomo van San Gimigniano val ik bijna flauw van zoveel kleur, macht en pracht bij elkaar. En dan moeten al die andere kerken nog volgen. Want heel Toscane en Lazio verzuipen haast in al hun kathedralen, basilieken en kerken die je telkens opnieuw met een christelijke uppercut tegen de wereldlijke mat kloppen. In de duurste musea wereldwijd zie je het allermooiste wat de mens doorheen de eeuwen heeft gerealiseerd, maar duw je in Toscane eender welke krakende kerkdeur open, blijkt nog heel wat artistiek genie vrij van sokkel of vitrine.
De laatste drie kilometers
Het is een ongeschreven wet: de laatste drie kilometers zijn altijd de zwaarste. Dan gaat het pad steil omhoog naar de top waar het ostello zich verstopt achter de kerk. Is de dagbestemming een stad, cirkelt de weg zich via een eindeloze omweg naar het oude centrum. Humor van de Cammino.
Gaat de weg uitzonderlijk efficiënt rechtdoor, blijkt die vol hongerige insecten die zich na een halve dag vasten een stevig feestmaal in je malse benen bijten. En anders vuurt de zon nog wat extra hete zonnestralen af, begint het plots te regenen of steekt een wind op die je als hartelijke welkom stevig in je gezicht blaast.
De laatste drie weken
Voor de laatste drie weken van de Cammino geldt hetzelfde. Obstakel daarbij zijn de andere pelgrims. Al wie de laatste honderd kilometers naar Rome heeft gestapt, of tweehonderd heeft gefietst, krijgt een officieel testimonium. Reden genoeg voor Italiaanse wandelclubs en andere verenigingen vol hangbuiken, reflexcamera’s en goedkope buideltasjes om sportieve groepsreizen te organiseren. Met vooraf geboekte overnachtingen, zodat de plaatsen vooral niet worden ingenomen door de solo-pelgrims.
Om de massa voor te blijven, dokteren we een strategie uit met anderhalve of dubbele etappes, en slaapplaatsen tussen begin- en eindpunt. Het lukt aardig, op één dag na. Wanneer het ostello van San Quirico opent om 15 uur, blijkt het al volzet. Geen nood, vertelt de behulpzame dame, de dappere stapper kan tien kilometer verder nog terecht in een klein ostello. Wat ze er niet bij zegt, is dat dit de afstand is via de grote baan en niet langs de Via Francigena. Die doet er zeven kilometer langer over met tussendoor nog twee pittige heuvels. Wanneer we uitgeput aankomen tegen half acht trekt de zon haar allerlaatste streepje licht in. De zonsondergang boven de valleien links en rechts was wellicht de mooiste van de hele Cammino..
Amazing karakters
Wanneer het regent, worden de kleurrijke waslijnen van het hele dorp nat. Ook die met de handgewassen kleren van de pelgrim, die moeilijk zonder kan. Door de regen spurt ik met Stefano naar een selfservice wasserette. Niet toevallig net naast een bar. Beeld: twee kletsnatte veertigers op een bankje buiten, allebei een groot pint in de hand, met achter hen een draaiende droogtrommel. Wanneer de was droog is, bedankt Stefano mij: het is voor het eerst in zijn leven dat hij iemand zijn diepste geheim heeft toevertrouwd.
Je hoort haar nog voor je haar ziet. Caroline is niet voor niets Amerikaanse. Toscane is amazing, Italië is amazing en de Cammino is amazing – zo lang zij het woord maar voert. Drop je tussen twee monologen een bescheiden zinnetje, tuurt ze in haar kop koffie naar inspiratie voor een nieuw verhaal. Kakelt ze ‘oh excuse me, did you say something?’, lacht overdreven luid en steekt prompt een nieuwe amazing anekdote af.
Yvo
Yvo mediteert om drie uur ‘s nachts in het bovenste van de stapelbedden. Dat scheelt twee uur slaap, heeft hij berekend. Rond het middaguur kom je hem altijd wel tegen in een restaurant, blootsvoets, zijn schoenen in de hoek en zijn sokken gedrapeerd over de leuning van de stoel tegenover hem. Hij orakelt wilde theorieën over diëten, microgolfovens en geraniumolie, staart je diep in de ogen en kijkt de volgende keer weer telkens weg, maar het is altijd een fijne verrassing hem weer tegen te komen.
Het zijn stuk voor stuk karakters, al die pelgrims en andere personen die ik afgelopen drie maanden mocht ontmoeten. Mooie mensen, interessante mensen, elk met een eigen verhaal waar je even deel van uitmaakt en er wat later weer uit springt.
Vijf kilometer
Voor ik het goed en wel besef, loopt de teller op, elke dag wat sneller. Net voor die de honderd bereikt, kijk ik uit over de wijdse vallei. Zie ik de rode daken van de huizen dichtbij, de straten die zich door huizenblokken boren. De ruïnes en kerken, monumenten vol ornamenten, pleintjes met bomen en terrassen. En plots daar, op amper vijf kilometer afstand, de gigantische koepel van de legendarische Sint-Pietersbasiliek! Groots en machtig, het goud schittert religieus in de middagzon.
Ik zie het, voel het, hoor het, ruik het zelf. Mijn zintuigen prikkelen, mijn bloed giert euforisch door mijn lijf. Rationeel weet ik het wel, maar het besef moet nog doorsijpelen.
Ik ben aangekomen in Rome.