Etappe vier op het heetst van de dag. Een oneindig korenveld links en een oneindig korenveld rechts. Tarwe voor en tarwe achter en tussen al dat koren merk je plots een rugzak met een hoed op en daaronder een verdwaalde mens. Daar sta ik dan, op een godvergeten kruising van twee godvergeten zandwegeltjes die niet eens op de kaart staan.
Toch wel, zegt mijn gps eindelijk. Een half uur te laat. Blijkt dat de avontuurlijke rugzaktoerist al drie kilometer in de verkeerde richting door de velden ronddoolde. Wanderlust: check. Zin voor avontuur: check. Oriëntatie: dikke buis.
Misschien komt het wel door mijn slapeloze nacht. Een onzichtbare mug en een slechtgemutste haan hielden een weddenschap om wie mij het langst uit mijn slaap kon houden. Ze hebben die allebei glansrijk gewonnen.
De man met de hamer
Klop, doet de man met de hamer, en geeft me mijn eerste mentale tik. Ik was ervoor gewaarschuwd maar dacht dat die pas later in de week kwam. Daar zijn ze dan toch: die pijnscheuten in je voet, de krampen in je been. De irritante jeuk van gesmolten zonnemelk, de opengekrabde muggenbeten in de bakkende zon. Blijkt je rugzak plots niet meer zo comfortabel te zitten, wrijf je over je pijnlijke schouders, span je één voor één alle bandjes af en aan. Kijk je voor het eerst op je iPhone hoe ver het nog is. Rome is ver, nog heel erg ver.
Maar je zet je er snel weer overheen. Het gaat niet om waar de pijn zit, wel om hoe je ermee omgaat. Dat weet ik nog van mijn marathon. Uiteindelijk zit het allemaal in het kopje. Dus focus je niet op je pijntjes maar op al het andere. De klaprozen die zich anarchistisch tussen de militair gedisciplineerde korenaars wringen. Het ijdele fluitenkruid dat zijn broze paraplu’s van botanisch kantwerk aan je opdringt. De cirkelende vlinders die twee per twee lichtdronken dansjes voor je opvoeren. Het verstopte vogeltje dat zijn eerste toonladders uitprobeert. En je glimlacht om al die gekke natuur, vergeet dat je net een moeilijk momentje beleefde en stapt weer vrolijk verder.
Een kaarsje voor Pieter
Tweede mentale tik, zeg maar klap, een paar dagen later. Ik ben toegekomen in het pittoreske dorpje Fumay in de Franse Ardennen, mijn tent staat bijna opgesteld in een rustige uithoek van de lokale camping. Met zicht op een bocht van de Maas waarachter zich een enorme heuvelflank vol loofwoud optrekt. Een steile muur van explosief groen. Eerst nog die laatste piketten, daarna wil ik languit in het gras gaan liggen, mijn blote voeten in de lucht. Dit voelt heerlijk.
Tot mijn buurman me opbelt. Buren die je opbellen op vakantie hebben zelden goed nieuws. Maar aan zoiets verschrikkelijks had ik me helemaal niet verwacht. Hun zoon Pieter, 35 jaar, is plots overleden. Een ongeluk, een vraagstuk, een drama. Onbegrijpelijk, onverklaarbaar, onmogelijk zelfs in woorden te vatten. Plots staat de hele wereld stil. Vogels houden op met tjilpen, krekels slapen in. De rivier stopt met stromen, de schapen in de wolken lossen op. Al het leven trekt weg, Pieter is er niet meer.
Dilemma
Na de schok komt het dilemma. Kan ik iets doen? Moet ik terug naar huis, kan ik helpen, moet ik er niet gewoon even zijn voor mijn buren? Mijn buurman hakt de knoop door. Alles is onder controle, de plechtigheid wordt ontroerend, muzikaal en prachtig. Ze hebben al heel wat meegemaakt, mijn buren, ook deze keer redden ze het wel. Ik beloof een kaarsje te branden voor Pieter.
De crematie was vanmiddag om één uur. Op precies datzelfde moment stak ik in de machtige kathedraal van Reims de mooiste, grootste en lichtste kaars voor hem op.
En dat zal niet de laatste zijn deze reis.