Eigenlijk is dat wat Christophe Vekeman had moeten doen. Zijn stapel handgeschreven manuscripten op de keukentafel mikken, netjes tussen de lege bruine flesjes pilsbier. Daar zijn grote witte cowboyhoed over plaatsen en alles wat van onder de randjes tussenuit komt piepen, vlakaf uitgommen. Dan kreeg je een heerlijke roman met vijf vergulde sheriff-sterren.
Want Vekeman is geboren op de verkeerde plaats. In Temse in plaats van Texas. En in het Waasland lopen er bedroevend minder cowboys rond dan in zanderige ghost towns uit de Lone Star State waar de kogels je om de oren fluiten wanneer je de klapdeurtjes van het saloon achter je laat klepperen nadat je de plaatselijke Dolly in haar krakende bed een laatste nachtkusje bent komen geven.
Cowboys in onze contreien hebben het niet gemakkelijk. Het is een eenzame, zelfs met uitsterven bedreigde soort omdat zelfdestructie zo vaak om de hoek loert. Dus gaat Christophe ‘Buck’ Vekeman op zoek naar gelijkgestemde zielen. Door het leven getekende outlaws die hun verleden verbergen achter opzichtige tattoos, hun hart vullen met diepe countrymuziek en de rest van hun lichaam met whiskey en bier. Het resultaat van die queeste tekent hij op in zijn autobiografische relaas.
‘Mensen als ik’ is authentiek. Niet zoals tegenwoordig alles authentiek heet te zijn, maar veel échter, doorleefd, overleefd. Cowboys faken niet. Je voelt doorheen de bladzijden heel duidelijk het grillige karakter van de auteur. Zijn goede en minder goede buien. De heerlijk ironische, gewiekste, scherpzinnige passages en daarna weer doffere ongeïnspireerde stukken, nonchalant en lui en loom en moe. Zet hij hele scènes op, zie je twee zware slangenleren boots opdoemen onder een optrekkende laag stof met daarboven een versleten jeans onder een Big Devil-gordel, een rood-wit geblokt katoenen hemd met gestrekte arm en aan het uiteinde ervan een in de laatste restjes avondzon blinkende Colt. 32, slaat de zware klok van de vervallen kapel drie dreigende keren en – vergeet hij te schieten.
Op andere momenten is het dan wél weer raak en betrap je jezelf op een grote glimlach of dat je zelfs luidop bent aan het lachen. Zo is de schrijver niet zo opgezet dat vrouwlief een week naar het verre Japan trekt en een licht ontstemde sarcastische Vekeman is altijd een goede. “Never a dull moment in Japan. Op elke hoek van de straat is er wel een jongen van zes uiterst gedisciplineerd, bewonderenswaardig onverstoorbaar en met veel respect voor de fabuleuze Japanse cultuur en traditie bezig zichzelf het zwaard van zijn betovergrootvader door het hart te jagen omdat hij slechts acht op tien voor het vak wasabi kweken op zijn rapport had, en dat allemaal terwijl er altijd wel ergens een kerncentrale op het punt staat de lucht in te vliegen. Echt, daar kunnen wij nog iets van leren, John, van de jappen.” Monkellach.
Wanneer hij over countrymuziek begint, is de countrykenner natuurlijk op zijn best. Dan zet hij zijn cowboyhoed recht, herschikt zijn kruis achter zijn te strakke jeans en vloeien als vanzelf de allermooiste zinnen uit zijn pen. The Highwaymen, Merle Haggard, Hank 3, George Jones, David Allan Coe en andere countryhelden kleuren gretig alle witruimte tussen de regels in, vaak zelfs buiten de lijntjes. Allemaal mensen als hem. Ook al leven die dan aan de andere kant van de planeet of rusten ze intussen in een zwarte kist onder een hoop grond. Ook al zongen ze over het leven en de dood en het leven na de dood – zij schreven geen boeken. En dat doet Vekeman wél en hopelijk nog voor heel lang.