Stefan Hertmans, ‘Oorlog en terpentijn’

Lang, láng geleden lazen we voor de les Nederlands verplicht ‘De aanslag’ van Harry Mulisch. En enkele maanden daarna Frans Pointls oorlogsroman ‘De kip die over de soep vloog’.

Met deze twee werken brak voor het eerst de donkere gruwel van de oorlog door in de verlichte geest van ons zo onschuldig en naïef jongensbestaan. Broekventjes die we waren, die onbezonnen in korte broek door het leven vlinderden. Pas jaren later kwamen er ook Vlaamse auteurs aan te pas en verslonden we Claus’ magistrale ‘Verdriet van België’ (bij iedereen op de plank, maar haast door niemand gelezen) en Boons ‘Mijn kleine oorlog’.

Een nieuwe pikorde

Als dat boekenkwartet de toenmalige literaire canon van schoolse must-read oorlogsliteratuur uitmaakte, heeft Stefan Hertmans de pikorde van dit rijtje literair onaantastbare grootmeesters drastisch veranderd. Ook al is er intussen massaal veel inkt gevloeid over ons nationale oorlogsverleden, ‘Oorlog en terpentijn’ is nu al dé Grote Roman over de Grote Oorlog, waarmee de komende generaties jongetjes en meisjes op de schoolbanken hun vredige schoolfantasieën aan flarden zullen zien geschoten worden door de literaire mitrailleurs, die plots opdoemen uit de zompige loopgraven van de realiteit.

Terwijl donkere kelders vol stoffige cahiers, getuigenissen, dagboeken, romans, essays, krantenarchieven, wetenschappelijke publicaties, vaktijdschriften, albums en lijvige naslagwerken zijn volgeschreven over beide wereldoorlogen, steekt dit boek er meters boven uit. Mogelijk door de vernuftig meerlagige opzet – de respectvolle schrijver die in het verhaal en de figuur van zijn grootvader duikt en op die manier de traumatiserende oorlogsjaren opnieuw ervaart.

Ook door een zekere vorm van objectiviteit te willen bewaren: Hertmans oordeelt niet, zoals anderen dat wel doen, hij vertelt. Over een gewone man in een gewone tijd die kunstenaar wilde worden, maar zijn ambitie uiteengespat zag worden door het plotse uitbreken van de oorlog. Over de ongelijke strijd van David tegen Goliath: de onwetende en belachelijk carnavalesk uitgedoste soldaten aan het front van de Geallieerden, tegen de oppermachtige Duitsers, strak in het pak, die elk nieuw oorlogsjaar wel weer met ander inventief oorlogsmaterieel op de proppen kwamen. Terwijl onze helden aan het front niet eens meer recht konden mikken omdat de loop van hun geweren door veelvuldig gebruik zo volledig uitgesleten was.

Orwell

In ‘Hommage to Catalunya’ beschreef George Orwell al hoe de loopgraven niet veel meer waren dan stinkende open riolen waarin iedereen voortdurend in elkaars vuile stront zat te dabben, at en sliep en wachtte en kaartte en dronk tot er weer eens iemand aan flarden werd geschoten. Hertmans vervolledigt het geschetste apocalyptische beeld: naast hopen stront had je in de modderige loopgraven ook nog overal zurig braaksel, opengereten lichamen, een afgeknalde arm of been waar je over struikelde in het voortdurende donker, om neer te ploffen op alweer een hoopje blubberende ingewanden of een stinkend lijk waarvoor geen graf kon worden gegraven.

Geen sticker op de cover met ‘waargebeurd’, oorlogsboeken hoeven zo’n commercieel etiketje al lang niet meer. Maar dat de auteur zo’n persoonlijke band had met zijn heldhaftige en tegelijkertijd innemend zo bescheiden romanpersonage, zijn eigen grootvader, verleent het boek – ondanks zoveel beschreven oorlogsgruwel – een heel intiem karakter, een extra gelaagdheid die het werk nog grootser maakt. Denk maar aan Tom Lanoyes spraakmakende roman ‘Sprakeloos’ over zijn dementerende moeder. Een roman die nooit zo intiem kon zijn geweest als het lijdend voorwerp niet zijn eigen aftakelende moeder was.

Verheven taal

Misschien is nog de grootste troef van dit meesterwerk Hertmans’ uitzonderlijke talent om die chaos aan onbeschrijflijke gebeurtenissen en gevoelens op zo’n geniale manier neer te schrijven. In een taal die groots en verheven is – zelden las ik een Nederlandstalige roman met zo’n grote rijkdom aan woordenpracht. Zo mooi dat ik er mijn Moleskine bij haalde, en de meest poëtische woorden op een blaadje overschreef. Het zijn drie volle bladzijden geworden.

Je leest over klakpotters en klepsjiezen, het kroelkesvolk en de hele hannekesnest. Geniet van het knetteren van kartetsen of de gakkerende ganzen, het drentelen en dreutelen en dokkeren met houten holleblokken over de met sintelstof bestoven wegen. Je proeft van de vlienderbollen, de ulevellen, de muilentrekkers en de karamellen van Katrien. Schuiert leptosoom met acribisch geduld langs de reeuws ruikende roofdierkooien, bonkt langs het wingerdomrankte venster tegen knoestige stronken van verstoft pleisterwerk, smiespelt en miezelt en geniet van zoveel nieuwerwetse strapatsen van de moederse taal…

Gelukkig had ik nog geen eindejaarslijstjes ingevuld. Ik zou bij ‘Boek van het jaar’ overal de naam ‘Julian Barnes’ moeten doorhalen, en vervangen door Stefan Hertmans. ‘Oorlog en terpentijn’, mijn favoriete roman van 2016.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven