De mens, beste lezer, is een dief. Bewust of onbewust, subtiel of opzichtig, iedereen steelt en jij laat je voortdurend bestelen. Ziehier het ware gelaat van je medemens. Niet zijn verstand, cultuur of geweten maken hem tot homo sapiens sapiens, keizer van de natuurlijke hiërarchie. Zijn lange vingers waarmee hij te pas en te onpas in andermans zakken graait, onderscheiden hem van het naïeve dierenrijk.
Dat is althans wat wij onthouden van het net heruitgegeven meesterwerk ‘De kunst van het stelen’. In de Portugese literatuurgeschiedenis behoort dit werk al eeuwen tot het bescheiden lijstje van de bestsellers. Hoog tijd om ook het Nederlandse taalgebied in te palmen. En dus verscheen zopas de nieuwe Nederlandse vertaling, met een warme aanbeveling van José Saramago.
Een zeventiende-eeuwse marketingtruc
Bij zijn eerste publicatie in 1652 verscheen het werk onder een pseudoniem. Een zeventiende-eeuwse marketingtruc, zeg maar. Onlangs slaagde wetenschappelijk onderzoek er echter in de ware auteur te ontmaskeren. Schrijver van dit meesterwerk blijkt Padre Manuel da Costa (1601-1667) te zijn, een jezuïet die in een erudiet maar humoristisch en verstaanbaar pamflet zijn visie ventileert op de mens. En vooral over diens onverbeterlijke egoïsme. In zeventig korte hoofdstukjes gaat de pater tekeer tegen alle soorten diefstal in zijn tijd: van plunderen en verduisteren tot kwakzalverij, mooipraterij en corruptie, en van het creëren van kunstmatige voedselschaarste om daarvan te profiteren tot het wegsluizen van overheidsgelden en monopolievorming.
Waar Padre da Costa in de zeventiende eeuw al over schreef, is anno 2010 nog steeds niet veranderd. En dat is bijzonder confronterend. Vier eeuwen later blijft de inhoud van deze pseudowetenschappelijke studie dan ook verrassend actueel. We hebben niets geleerd. Ook vandaag de dag nog gaat immers het gros van de wantoestanden die hij aanklaagt, onverstoord door. De corruptie blijft welig tieren op alle niveaus van de maatschappelijke ladder, van bedelaar tot banksector en justitie, en van listige verkoopcampagnes van dorpskruideniers tot megaconcerns.
Pittig barok met Nederlandse glans
Dat het oude boek nog steeds zo leesbaar is, is ook te danken aan de prachtige vertaling van Harrie Lemmens. Met zijn vlotte, beeldrijke vertaling weet hij da Costa’s pittige, barokke taalgebruik ook in het Nederlands alle glans te geven. Maar de grootste verdienste ligt uiteraard bij de auteur zelf, die met zijn lucide geest en zijn scherpe pen feilloos de kleine kantjes van de mens in zijn tijd weet te beschrijven. Zijn corpulente pamflet is zo niet alleen een straf eigentijds tijdsdocument, maar houdt ons ook in de eenentwintigste eeuw een weinig flatterende spiegel voor.
En toch. Hoe tijdloos ook de inhoud, de vorm verraadt de leeftijd van het werk. De pater jezuïet had duidelijk te veel tijd. Want zeventig hoofdstukken over stelen, dat is ons net iets té genereus. Vol enthousiasme behoedt de auteur ons voor degenen die stelen met vreedzame, bevreesde of gevreesde klauwen – en nog een vijftigtal andere soorten klauwen. Maar hoe leuk en pittig ze ook zijn geschreven, het blijft naar het einde toe niet steeds meer boeien.
Laat dat de pret echter niet bederven. ‘De kunst van het stelen’ is een menselijk, al te menselijk boek, dat netjes in je bibliotheek past tussen ‘De lof der zotheid’ van Erasmus en het betere werk van Nietzsche. Een licht boek over zware beschouwingen. Rep je dus naar de boekenwinkel, zet je meest onschuldige glimlach op en steel het boek volgens de regels van de kunst. Je bent een mens, toch?
Cédric Raskin
Voor Cutting Edge