Potloodgekras en papiergeritsel: hier is een schrijver aan het werk. Maar niet aan zomaar het eerste het beste boek. Neen, Daniel Fischer komt er zowaar in voor. En zijn geheim is dat hij niet alleen figureert in een roman in opbouw maar dat ook wéét.
Dus worden elke kreet en scheet vereeuwigd op papier. Althans wanneer de schrijver het belangrijk vindt. Daniel kreeg immers niet de hoofdrol toegewezen, maar slechts een onbelangrijk bijrolletje. Protagonist is het mooie jonge zangeresje Delia maar dat is echter niet naar de zin van de ambitieuze jongeman. Hij wringt zich dus binnen in haar vriendenkring en doet er alles aan om zich onmisbaar te maken in haar verhaal, om op die manier geschreven en vereeuwigd te worden.
Sterk uitgangspunt
Een origineel en sterk uitgangspunt van William Conescu’s debuut ‘Ik wil geschreven worden’. Het biedt meteen ook een waaier aan romaneske mogelijkheden. Door de continue interactie van de schrijver en zijn gekrenkte bijna-hoofdpersonage ontstaat immers een verhaal in een verhaal. Hoofdstuk na hoofdstuk worden we steeds meer betrokken in het zogenaamde hoofdverhaal: de ietwat vreemde relatie tussen Delia en haar vriend Graham. Maar tegelijkertijd schuift dat verhaal steeds meer naar de achtergrond omdat Daniel de aandacht van de schrijver – met succes – naar zich toe weet te trekken.
Toegegeven, zijn eerste pogingen zijn wat onhandig. Hij weet wel een auditie te regelen voor Graham om diens wankele muzikale carrière uit het slop te halen, maar daar gaat de pianist annex escortjongen niet op in. Pech. Wanneer Daniel er echter in slaagt om Delia’s rechtmatige juwelen te ontfutselen uit de handen van haar vader komt het verhaal plots in een stroomversnelling terecht. Het gaat zelfs zo snel dat Daniel in zijn hoogsteigen moment de gloire pardoes haar vader neerschiet.
Schijnbaar banaal
Zo evolueert het schijnbaar banaal ingezette verhaal stilaan tot een eigentijds sprookje waarin de held de draak verslaat om zijn meisje te bevrijden. Maar er is meer: het is tegelijkertijd ook een parodie op dat eeuwenoude romancliché. Daniel schuift immers alle verantwoordelijkheid voor de moord – zijn heldendaad – van zich af. Toeval bestaat niet, dus beschouwt de ‘held’ van het verhaal zich slechts als pion, die uitvoert wat de duivelse schrijver bedenkt. Niet meteen een toonbeeld van heldhaftigheid, lijkt ons zo.
De dubbele verhaallijn is een handig vehikel om thema’s als verantwoordelijkheid, zedelijkheid en identiteit aan op te hangen. Fijntjes brengt Conescu daarmee ook het existentiële vraagstuk op de voorgrond: of we al dan niet zelf meester zijn over ons lot. Of zijn we, zoals hij lijkt te suggereren, eerder marionetten die passief bewogen worden door de hand van ‘de schrijver’? Sterk ook dat we gedwongen worden mee te gaan in het opgezette complot. Anders dan Delia en haar vrienden kennen wij het fijne van Daniels geheim en zijn leugenachtige identiteit (hij doet zich, oh ironie, zelf voor als schrijver). En toch weet de schrijver ook ons uiteindelijk om de tuin te leiden.
Debuut of niet, Conescu kent duidelijk het klappen van de literaire zweep. Hij werkt zijn sterke concept voortreffelijk uit en benut fijntjes de gecreëerde mogelijkheden van zijn literaire experiment. Bovendien leest de roman ongelooflijk vlot. De in humor gedrenkte pen tovert een spontane glimlach op ons gezicht, en naar het einde toe evolueert het verhaal tot een heuse pageturner. De ironische ondertoon, de parodie die je tussen de regels door leest en het open einde maken de roman volledig af. Geschreven, gelezen en goedgekeurd.
Cédric Raskin
Voor Cutting Edge