Toen ik voor het eerst over hem hoorde, dacht ik dat Céline een vrouw was. Mis natuurlijk. Lees één zin en je voelt de adrenaline knallen van de testosteron. In een cocktail van tranen, woede en donker cynisme.
Logisch: Céline vocht mee in de oorlog, de Grote. Beleefde de banaliteit, absurditeit en perversiteit van zinloos geweld. Sloop door de modder nachtblinde commando’s vol honger en kou. Altijd donker. Kwam dan eindelijk het licht, zag hij in explosies de lijven van zijn soldatenmakkers meters hoog de lucht in vliegen.
.
Wijkarts
In dit boek vertelt hij over zijn trieste leven als wijkarts, net na de loopgraven. Hoe hij halfdode slachtoffers probeert op te lappen, hen iets van een menswaardig bestaan probeert te geven. Tevergeefs. Elke patiënt brengt de gruwel weer binnen in zijn armetierige dokterspraktijk. Zijn oorlog gaat nooit voorbij.
Ik ben nog te jong om graag over de oorlog te lezen, maar wat mij trof: zijn geniale schrijfstijl. Gevaarlijke woorden, ongemakkelijk scherp. Pikzwarte humor. En het wereldrecord aan leestekens. Want Céline schreef geen zinnen, hij vuurde woordgroepen af. En mitrailleerde er telkens nog een beletselteken én uitroepteken tegenaan. Kwestie van zeker raak te schieten.
.
Wat een verademing!
Zat ik in die tijd als student Romaanse Talen suffe boeken door te ploeteren van Balzac, vol weelderig geparfumeerde zinnen van meer dan drie bladzijden elk. Kreeg ik plots een spervuur aan halve zinsneden in mijn lijf geknald. Verbluffend, vernieuwend, revolutionair. – En helaas nog altijd relevant.
Een klassieker.
.