Stiekem verdenken we A.F.Th. van der Heijden er al een tijdje van een nog langere bibliografie te willen nalaten dan wijlen Boudewijn Büch. Dertig jaar zwoegen heeft hem al duizenden pagina’s aan romans, verhalen, requiems, en literaire analyses opgeleverd. De inkt van zijn ene publicatie is amper droog of er rolt steevast weer een nieuwe bundel van de pers. Over literaire gulzigheid gesproken.
Zo een hels schrijftempo durft al eens een gefronste wenkbrauw opleveren, maar eerlijk is eerlijk: tijdens de lectuur vervliegt doorgaans alle scepticisme. Want verdomme, wat kan die A.F.Th. toch heerlijk schrijven. Dat bewijst ook zijn voortreffelijke bundel ‘Gentse lente’ weer, een selectie van veertien verhalen uit de drie decennia vol woorden die hij op papier heeft vereeuwigd. Noem het een jubileumgeschenk van uitgeverij Querido aan haar literair prijsbeest.
De mosterd voor veelschrijverij
Leuk ideetje is dat die verhalen in omgekeerde chronologische volgorde zijn afgedrukt. Zo gaan we al lezend terug in de tijd en ontdekken we stukje bij beetje waar A.F.Th. de mosterd haalde voor zijn veelschrijverij. Uit zijn jeugd uiteraard, dat is niet onmiddellijk het best bewaarde geheim uit de literatuurgeschiedenis. Wel interessant daarbij is te zien hoe zijn jeugdervaringen zich als rode draad doorheen zijn literaire oeuvre hebben verstrengeld en hoe de dubieuze familiegeschiedenis zich zo als een puzzel laat reconstrueren.
Een van de mooiste verhalen is ongetwijfeld ‘Uitdorsten’ uit 2003, zijn requiem voor ‘mama, mam, ma’. Daarin rekent A.F.Th. op een haast poëtische en persoonlijke wijze kordaat af met zijn familie, die bij momenten aan het universum van Dimitri Verhulst doet denken. Meer familieverhalen zijn er in het enorm krachtige ‘Weerborstels’, in ‘Adagio’ of in ‘Gebroken pagaai’, zijn oudste opgenomen verhaal dat al dateert uit 1976.
Burleske titelverhaal
De uitschieter tussen de recente verhalen is het redelijk burleske titelverhaal ‘Gentse lente’ (2007). Een literaire voordracht van A.F.Th. wordt eigenhandig gevierd met heel wat glazen wodka. Een volle blaas, een zatte kop en moderne technische snufjes van een duur hotel brengen de schrijver zo in het holst van de nacht tegen wil en dank op straat. Geen pretje om in onderbroek op onbekend terrein te vertoeven, en laat nu net een groepje stomdronken Engelse hooligans zijn pad kruisen…
Tussendoor is het ook genieten van de kortere verhaaltjes. ‘Krakelingen met kaneel’ bijvoorbeeld is zo een lekkere literaire amuse-gueule. Drie keer (winter, lente, zomer) raapt de verteller alle moed bij elkaar om de onhoudbare affaire met zijn wulpse maîtresse op te zeggen, drie keer loopt het echter uit op stomende seks. De wil, het vlees, de zwakte, ach, je weet wel.
Groot verteller
Los van de inventieve verhaallijnen en verrassende plots houden we vooral van A.F.Th.’s stilistisch verfijnde verteltechnieken. Nog maar eens bevestigt hij wat voor een groot verteller hij wel is. Zo slaagt hij er bijvoorbeeld in totaal aan elkaar tegengestelde scènes naadloos aaneen te rijgen. Moord en seks zijn maar een alinea van elkaar verwijderd in ‘Grote scheep vastgestrand in Geuldalrivier’. Zijn onverbloemde haat jegens zijn alcoholisch-demonische vader staat dan weer haaks op zijn serene liefde voor zijn dementerende moeder in ‘Uitdorsten’. En op de meest gênante en ellendige scène uit het titelverhaal volgt een ontroerend lieflijk weerzien in de hotelkamer.
Dertig jaar schrijverschap verdient een mooi jubileumcadeau. Met ‘Gentse lente’ is uitgeverij Querido daar glansrijk in geslaagd. We wensen A.F.Th. dan ook nog vele literaire jaren toe. En minstens evenveel boeken.
Cédric Raskin
Voor Cutting Edge