‘De romankunst na James Joyce’: een veelbelovende ondertitel. Dat mag ook wel want ‘Kruis en kraai’ is speciaal geschreven als opener van de reeks ‘Over de roman’. Met dat initiatief beoogt de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak ‘het prestige en de positie van de roman te bevorderen in de multimediale en multiculturele samenleving’. Veel dure woorden, maar het resultaat is maar magertjes.
Zeg van A.F.Th. van der Heijden wat je wil. Dat hij een goede romancier is, een sterk observator met een rijke fantasie en een scherpe pen. Correct. Dat zijn onafgewerkte romancyclus ‘De tandeloze tijd’ en de ‘Homo duplex’-reeks terecht met enkele literaire prijzen zijn gaan lopen. Absoluut. Maar dat hij een begenadigd literatuurcriticus is, nee, dat petje past hem niet.
Toogfilosofie zonder klankbord
Als een 21e-eeuwse Synesius van Cyrene verwoordt de theoreticus A.F.Th. zijn gedachten in een essaybrief, gespreid over acht dagen. Daarbij neemt de zelfverklaarde dwangmatige briefschrijver de draad weer op van de cafégesprekken die hij in lang vervlogen tijden voerde met zijn vriend en vroegere redacteur Anthony Mertens. Het sterke van toogfilosofie of van een briefwisseling is dat de gesprekspartner de bal kritisch kan terugkaatsen, maar Anthony wordt slechts gebruikt als passief klankbord. Dus hoor je slechts de visie van één tooghanger en dan durven cafégesprekken al eens saaier worden.
Tweede ontgoocheling: de inhoud zelf. A.F.Th. bestempelt James Joyce’ ‘Finnegans wake’ als een eindpunt van de literatuur (een kruis met een kraai op, een beeld dat hij geleend heeft van Cees Nooteboom), om het daarna de rug toe te keren en het spoor weer te volgen naar traditioneler vormen van vertelkunst. Van Joyce gaat hij dus over naar die andere klassiekers op de grens van de literaire vertelvorm: Céline en Mallarmé. Allemaal boeiend voor wie nog nooit in aanraking is gekomen met deze wat experimentelere literatuur, maar het wordt al snel pedant als A.F.Th. een eigen schrijfsel in Célineske stijl opneemt…
Arrogante one-man-show
Want daar gaat het hem uiteindelijk om: A.F.Th. streeft niet naar een objectieve literaire analyse, nee, het hele boekje is eerder een one-man-show gericht op de totstandkoming van zijn eigen oeuvre. Dat hij dan wel netjes een plaats weet te geven tussen de meesterwerken van de ‘andere’ grote Europese auteurs, zo kennen we onze bescheiden Adri weer. Wél interessant om lezen is zijn visie over het onmogelijk te schrijven Oerboek of Eindboek, maar wanneer die passages nét interessant dreigen te worden, kwakt A.F.Th. er weer een pak anekdotes uit zijn jeugd tegenaan. Jammer.
Om toch een beetje aan het theoretiseren te slaan, probeert hij de roman te herdefiniëren en staat hij doorheen zijn brieven stil bij de verschillende vormen van literaire inspiratie. Leuk voor ongeïnspireerde zielen misschien, maar ons inspireert die opsomming maar matig. Er klinkt ook wat kritiek door op de btw-verhoging op boeken die de Nederlandse politiek wil doorvoeren en eventjes raakt A.F.Th. het maatschappelijk karakter van de literatuur aan. Maar daarmee is de kous af.
Schoenmaker, blijf bij uw leest; A.F.Th, blijf aan uw toog. Niets is plezanter om na enkele glazen gerstenat de caféfilosoof uit te hangen en te lullen over literatuur met iemand die er even graag en oppervlakkig over lult. Er wat langer bij stilstaan en er brieven over schrijven om een oude vriendschap terug op te rakelen: prima, je doet maar. Maar om die daadwerkelijk in boekvorm uit te geven zonder de bijhorende pintjes, dat geeft dorst naar andere literatuur.
Cédric Raskin
Voor Cutting Edge