Walgelijk vonden we het, hoe Jef Geeraerts begin dit jaar weer even de kolonisator uithing in Congo. Vijftig jaar nadat hij halsoverkop gevlucht was, trok de oude schrijver er terug heen om definitief afscheid te nemen van het land waar hij zeven jaar lang de zweep liet knallen.
Met opgeheven hoofd, want ‘zonder zweep bereik je in Congo niets’, aldus de oud-gewestbeheerder. ‘Werken doen ze zo weinig mogelijk.’ Vincent Ponnette en Lieven Vandenhaute legden de niet altijd even fraaie uitspraken vast op film, die nadien op Terzake werd uitgezonden. Erwin Mortier reisde mee om de trip te verslaan in boekvorm.
Literaire detective in de brousse
Echt onbevooroordeeld waren we dus niet toen we ‘Afscheid van Congo’ in handen kregen. Het concept – kijken wat overblijft van al het moois dat Geeraerts, de goede blanke man, in zijn tijd heeft gebouwd – vonden we al twijfelachtig en op het voyeuristische af. Ook de al te grote literair-historische sérieux die de heren schenken aan hun project, leek ons makkelijk te doorprikken. Wat is de meerwaarde van literaire detective te spelen in de brousse? Helpt het de literatuurgeschiedenis of Congo ook maar iets vooruit?
Ondanks alle scepticisme moeten we toegeven: Mortier heeft zijn huiswerk goed gemaakt. In zijn persoonlijk dagboek slaagt hij erin in woorden te vatten wat beelden soms niet kunnen zeggen. Zijn scherpe observaties en persoonlijke reflecties schetsen een aangrijpend beeld van het ontredderde Congo zoals hij dat ervaarde. Voor Mortier was de trip zijn Afrikaanse vuurdoop, dus kon hij onbevangen zijn ervaringen neerpennen en ons zo laten meeleven in zijn vaak grote ontsteltenissen. Het land heeft hem geraakt, zoveel is zeker.
Het Congo dat geschetst wordt, is een land dat gebukt gaat onder wanhoop en uitzichtloos fatalisme, complete anarchie, opportunisme en corruptie. Een land dat bijna overal waar het viertal langskomt vrolijk opveert in de hoop dat de Belgen hun voormalige kolonie weer gaan opbouwen. Een land dat voortdurend nostalgisch terugdenkt aan haar mooie, welvarende koloniale periode.
Belgische adder onder het Congolese gras
Maar daar schuilt juist het Belgische addertje onder het Congolese gras. Hoe genuanceerd Mortier ook tracht te zijn, hij heeft duidelijk te weinig inzicht in Afrika en in de bredere koloniale materie, en schetst dus een heel eenzijdig beeld van Congo. Op elf dagen kan je onmogelijk een heel land doorgronden. Het viertal reisde ook enkel naar Kinshasa, Bumba en Yandongi, plaatsen waar Geeraerts had gewoond en gewerkt, om er de vroegere vrienden van de koloniaal ambtenaar op te zoeken. Bijna vanzelfsprekend dus dat die dorpen en kennissen vijftig jaar na datum en in het heersende politieke klimaat stokoud, doodziek en vervallen zijn. Net als de bijna tachtigjarige Geeraerts zelf overigens, die de hele trip door niet de meest fitte indruk geeft.
Ondanks het twijfelachtige opzet en de beperkte blik van de auteur is ‘Afscheid van Congo’ een mooi en zeer beeldrijk boek. Op een genuanceerdere manier dan in de Canvasreportage geeft het een goede inleiding tot het Congo van 2010. Al zou je in één ruk ook ‘Congo. Een geschiedenis’ van David Van Reybroeck en ‘Futur simple. De kinderen van Congo’ van Koen Vidal en Stephan Vanfleteren moeten lezen om je beeld toch wat bij te stellen. Kwestie van het Congolese verhaal ook vanuit andere standpunten en vanuit Congolees perspectief te bekijken.
Cédric Raskin
Voor Cutting Edge