Angèle Manteau is een mijlpaal in de Vlaamse en Nederlandse literatuurgeschiedenis. Maar wel eentje waar al flink tegen aan is gezeken. Een hele stoet auteurs die via de gereputeerde uitgeefster aan de grote poort van de Letteren kwam aankloppen, heeft haar goede naam en faam achteraf maar al te graag door het slijk gehaald. Jeroen Brouwers, Claus, Weverbergh, Reve, Walter van den Broeck of Pjeroo Roobjee: allen hebben ze lustig wat inkt uitgeplast op de grande dame van de Nederlandstalige letterkunde.
Echt onlogisch is dat echter niet. Op de kap van je baas zitten is sowieso menselijk. Evenzo voor ijverige auteurs met een pen die even scherp is als hun visie. Maar de in Manteau ontgoochelde schrijvers spelen steeds de vrouw, niet de bal. Ze hekelen vooral het hooghartige, elitaire air van de ‘bourgeoisietrut’ en baseren zich op hun persoonlijke aanvaringen. Om het beeld van de strenge stiefmoeder van de Vlaamse letteren wat bij te stellen, was het dus wachten op een objectieve studie over het uitgevershuis en het beleid onder de vleugels van Manteau.
Herwerkte doctoraalstudie
Die pluim mag Kevin Absillis op zijn hoed steken. De jonge literatuurwetenschapper herwerkte zijn doctoraalstudie tot ‘Vechten tegen de bierkaai. Over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970)’. Een prachtig, lijvig en enorm interessant werk. Uiteraard van hoge kwaliteit, zoals het een boek uit de (Meulenhoff /) Manteau-stal betaamt. Absillis slaagt erin heel wat valse aantijgingen tegen de uitgeefster te ontmaskeren met stevig feitenmateriaal, zonder daarbij na te laten ook enkele kort door de bocht genomen uitspraken van Manteau te nuanceren. Al bij al, zo besef je als je het wel en wee van de uitgeverij volgt, heeft de literaire zakenvrouw het er toch niet zo slecht van afgebracht.
Want gemakkelijk was het niet om aan het hoofd te staan van een kwalitatief literair fonds. Haar hele professionele leven lang heeft Manteau moeten vechten tegen de bierkaai. Die kaai reikt van Nederland tot Vlaanderen: even interessant als de evolutie van de uitgeverij zelf, zijn de maatschappelijke ontwikkelingen in het uitgeversvak. Zo lees je niet alleen het uitzonderlijke verhaal van de gedreven Waalse jongedame die het klaarspeelde de Vlaamse literatuur op de kaart te zetten. Hoe ze respect afdwong met risicovolle initiatieven en figuren als Boon en Claus ontdekte door ‘haar’ Leo J. Krynprijs. Of hoe de verrassende samenwerking met haar voormalige aartsrivaal Julien Weverbergh in de rebelse jaren zestig vruchten afwierp.
Ontvoogdingsstrijd van de Vlaamse literatuur
Naast de ups en downs van de uitgeverij ben je vooral getuige van het continue gevecht dat Manteau moest leveren. Tegen het Nederlandse superioriteitsgevoel, maar evenzeer tegen de bekrompen mentaliteit van ‘arm Vlaanderen’, dat zich door de decennia heen maar al te graag met dat imago leek te verzoenen. De geschiedenis van het unieke uitgevershuis vertelt tegelijk het verhaal van de ontvoogdingsstrijd van de Vlaamse literatuur.
Dat is uiteindelijk ook het hoofdthema van de studie. Hoe hevig Manteau ook streed om een brug te slaan tussen noord en zuid, haar naïeve ideaal van een eenvormige Vlaams-Nederlandse culturele identiteit lijkt vandaag verder af dan ooit. ‘Vechten tegen de bierkaai’ is dan ook één grondig gefundeerd – en geslaagd – pleidooi voor een opwaardering van onze eigen Vlaamse literatuur. Moedig, interessant en zeer erudiet geschreven, is het een boek dat elke zelfverklaarde liefhebber van de Vlaamse literatuur in huis zou moeten halen.
Cédric Raskin
Voor Cutting Edge