Het heeft ongetwijfeld met nostalgie en verdoken chauvinisme te maken. Maar hoewel we zo’n vijftien jaar geleden de stille Kempen verruilden voor de drukke Antwerpse metropool, zijn we steeds opnieuw verheugd als er een boekje uit onze heimat verschijnt. Kempische roots liegen nooit. Wat zijn we trots te behoren tot de stam van literaire iconen als Walter van den Broeck en Leo Pleysier!
We waren dus enigszins bevooroordeeld toen we – na traditiegetrouw lang wachten – de nieuwste worp van die laatste in de hand namen. De sympathieke auteur uit Rijkevorsel moet het niet hebben van veelschrijverij. Lang broeden heeft vaak slechts dunne boekjes tot gevolg. Maar wát voor boeken! Serveren genereuzere auteurs je royale tekstomeletten, dan schotelt een bescheiden Pleysier je doorgaans een schamel kwarteleitje voor. Een kleine portie, maar wel van het hoogste gastronomische niveau. Kwaliteit boven kwantiteit, literatuur voor fijnproevers.
Dat was zo decennia geleden, dat is nog niets veranderd. Vijfenzestig is Pleysier ondertussen maar zijn schrijfstijl blijft nog even fris als zijn geheugen. En laat dat geheugen nu net het thema zijn van zijn nieuwste boek. ‘Dieperik’ is een pareltje dat zich op zijn beurt moeiteloos in ons literaire geheugen zal nestelen. Een verhaal dat ons terugvoert naar het Rijkevorsel van de jaren vijftig, terug naar zijn wortels, diep in de Kempische klei.
Diep in de Kempische klei
Het verhaal zelf is eerder banaal. Het gaat over één specifieke herinnering uit het leven van de ‘ik’-figuur, Michel. Op een zomerse zaterdagavond fietst het fris gewassen jongetje rondjes op het achtererf van de ouderlijke boerderij, onder de goedkeurende blik van moeder die op een bankje prinsessenbonen zit af te halen. Niets aan de hand, zou je denken, maar er zit spanning in de lucht: Michel draagt een geheim in zich waarover hij niet met zijn ma durft of mag spreken…
Het geheim: de kleine Michel is gaan zwemmen in de kleiputten – Kempische klei, jawel! -, verdronk er bijna en werd gered door nonkel Wies. Die bijna-doodervaring vormt de sleutel van de metafoor die Pleysier vakkundig uitwerkt: de klei staat symbool voor het (collectieve) geheugen. Het is niet enkel de historische bodem waarin archeologen het verleden oprakelen. Het is ook de materie waaruit stenen worden gemaakt en huizen zijn opgetrokken. Zo komen verleden en heden netjes samen in de klei, het geheugen, de herinnering. Waarin de kleine Michel bijna is blijven steken.
Een roman over de taal
Maar daar stopt de metafoor niet. Taalkunstenaar Pleysier gaat een stap verder. Hem is het niet te doen om de herinnering zelf, maar om die in woorden te vatten. Het geheim, weet je wel, dat Michel heel zijn leven angstvallig onuitgesproken voor zich moet houden. Weinig verrassend dus dat ‘Dieperik’ uiteindelijk vooral een roman is over de taal, en wat die taal doet met de herinnering.
Mooi is het spel van de taal en de tijd. Rekt de auteur de tijd door het hele eerste deel te wijden aan die ene zomeravond, dan drijft hij het tempo aardig op in deel twee. Zo vertelt hij in acht magistrale bladzijden – in één enkele zin, nota bene – hoe de kleine jongen uitgroeit tot grootvader. Aan de hand van kleine, haast onbenullige maar o zo herkenbare faits divers tot de grote gebeurtenissen. Heel aangrijpend en vooral mooi.
Met ‘Dieperik’ is Pleysier er alweer in geslaagd van iets kleins als een onuitgesproken herinnering, een grootse roman te maken. Nu al een klassieker, die ons alweer doet uitkijken naar een opvolger. Al moeten we daar – Pleysiers tempo kennende – wellicht weer zo’n drie jaar op wachten.
Cédric Raskin
Voor Cutting Edge