Oorlog met blikken melkpoeder
Turkije aan het begin van de twintigste eeuw. Bittere oorlogsellende in de Balkan en de geheime bouw van het eerste Turkse militaire luchtschip. Loodzware kost op een nuchtere oorlogsvrije maag, vreesden we al, zwaaiend met de witte vlag. Volledig onterecht echter want met ‘Dünya’ heeft Tomas Lieske een heerlijk frisse historische roman klaar die ondanks de minder voor de hand liggende setting enorm actueel is.
‘Dünya’ vertelt het verhaal van de twee Nederlandse twintigers Simon en Otto die toevallig in de Eerste Wereldoorlog gekatapulteerd worden. Als wrong men on the wrong place belanden ze in het Brits-Australische debacle rond Gallipolli en worden al snel krijgsgevangen gemaakt door de Turken. Maar terwijl het Ottomaanse rijk begint af te brokkelen, raken de boezemvrienden op dool en worden ze ongewild getuige van de Turkse genocide op de Armeniërs. In een onbezonnen moment redt/rooft Simon een naamloze baby uit het oorlogsgeweld zodat de twintigers met een extra verantwoordelijkheid opgescheept zitten. Die verantwoordelijkheid krijgt een naam: Julia.
Eén grote leugen
Nog interessanter wordt het wanneer het personage Dünya geïntroduceerd wordt. Deze volslanke Turkse schone beleefde de gruwelijke oorlogsperikelen van de andere kant. Als mondaine echtgenote van een Turks militair speelde ze eerst man en kind kwijt, daarna werd ze betrapt als dievegge en verbannen naar het Turkse binnenland. Daar wordt ze gedwongen een oogje in het zeil te houden in de huishouding van de twee Hollanders, die een belangrijke functie vervullen bij de bouw van het eerste Turkse luchtschip. Listig als ze is, dompelt Dünya hen steeds meer onder in de hen vreemde Turkse cultuur en zo komt ze uiteindelijk ook te weten dat het verhaal over Julia gebaseerd is op één grote leugen…
Niet alleen het verhaal zelf zit verrassend sterk ineen. Ook de thematieken schuiven naadloos in elkaar. Van bittere oorlogschaos, verre ontheemding en persoonlijke leugens tot verantwoordelijkheid, boezemvriendschap en een ontroerende vader-dochterrelatie. Daarnaast goochelt Lieske continu met de onderlinge verhoudingen tussen de vier personages die, hoewel totaal verschillend, beseffen dat ze niet zonder elkaar kunnen leven. Reken daar nog de consequent doorgetrokken overkoepelende metafoor bij tussen het geheime luchtschip en de verborgen gehouden Julia en je hebt een verdomd straf verhaal in handen.
IJskoude rillingen
Dat verhaal is dan nog eens op stilistisch geniale wijze op papier gezet. Zo kregen we ijskoude rillingen bij het lezen van de huiveringwekkende passages over de gevangenentransporten op het dak van de trein, om ons hart daarna weer opgewarmd te zien in de alinea’s over de onverwoestbare vriendschap en solidariteit. Leuke vondst van Lieske is dat het vertelperspectief constant wisselt: eerst eens vanuit het standpunt van Simon, dan weer van Dünya. Bijkomende troef is dat de vier geïsoleerde hoofdpersonages jaren na het oorlogsgeweld nog steeds denken dat Duitsland en Turkije als overwinnaar uit de oorlog zijn gekomen, wat een andere interessante kijk op de gebeurtenissen oplevert.
Met Schröders ‘De hydrograaf’ (2002) is het al een tijdje geleden dat een historische roman de AKO-prijs nog eens wegkaapte. Nog langer is het geleden dat een verhaal over een vader-kindrelatie met de hoogste eer ging lopen (Karel Glastra Van Loon, ‘De passievrucht’, 1999). Maar moest die prijs dit jaar Tomas Lieske te beurt vallen, die beide gegevens op uitzonderlijke wijze combineert, dan kunnen we de AKO-jury enkel feliciteren voor hun uitstekende keuze.
Cédric Raskin
Voor Cutting Edge