De tijd vliegt sneller dan wanneer je ze stapt. Week vier slentert op zijn laatste benen, ik lig op een zachte matras in Braux-Le-Châtel op twee dagetappes van Langres.
Bed, douche en avondmaal krijg ik van Renée, een jonge tachtiger die haar Leffe van het flesje drinkt en mijn pint uitschenkt in een stenen pul met een herderinnetje op. Ze is zo blij nog eens een pelgrim te ontvangen dat ze twee even kwieke leeftijdsgenoten optrommelt om samen het lokale erfgoed te bezoeken. Mijn stoere stappersbenen houden de mollige kuiten van de drie oudjes amper bij.
Het waggelt samen naar de kerk natuurlijk, die de kleinste van de drie opent met een imposante sleutel. Er hangen acht grote oude schilderijen maar het interessantst vind ik de gezellige houtkachel met doorgeroeste horizontale pijp die zich dwars over de zijbeuk door de dikke muur boort. De priester was nogal functioneel ingesteld, legt Elisabeth uit. Dat zie je ook aan de biechtstoel waar een stevig houten blok tegenaan is getimmerd. Zo kon meneer pastoor de beentjes strekken tijdens het afnemen van de biecht.
Zorgvuldig opgebouwd reisverhaal
Ik was van plan mijn blog chronologisch bij te houden, voor een zorgvuldig opgebouwd reisverhaal. Maar dan zijn er drie volle weken in woorden in te halen en beleven we de hittegolf pas binnen een maand opnieuw. Chronologie werkt niet op een voettocht. Elke etappe schudt alles door elkaar: observaties, flashbacks, geniale en minder geniale inzichten. Het gaat om de momenten, niet om de volgorde waarop je die beleeft.
Als je alleen stapt, borrelen voortdurend nieuwe gedachten op naast oude herinneringen, kriskras door elkaar. Verhalen bieden zich spontaan aan, je kiest zelf maar waar je inpikt. De grillige schaduw van een klimplant doet denken aan het postuur van een schimmige oud-collega van lang geleden. De naam van een gehucht, de geur uit een open schuur of een schalks voorbijvliegend woord, alles roept plotse herinneringen op, uit alle lagen van je geheugen.
Puzzel met parallellen
Dit is je leven: intense ervaringen die je elke dag opdoet om ze later als herinnering te bewaren. Je knipt ze schuin af aan het eind, drukt ze stevig bij elkaar, verrijkt ze met frisse blaadjes groen en schikt alles zo tot de kleuren van het boeket er het best uitkomen. Al die flarden uit lang vervlogen jaren vormen zo een passende puzzel die misschien niet overeenkomt met de afbeelding op de doos, maar toch minstens even mooi is.
Spontaan begin je parallellen te trekken. Het salon van mijn hospita ruikt naar de keuken van mijn grootmoeder wanneer ze stoofvlees had gemaakt. De oude boer in zijn tractor, met sympathieke plukjes wit haar rond de oren, lijkt opvallend veel op mijn tandarts in hartje Antwerpen. Het mooie meisje aan het onthaal van de camping doet denken aan het lieve meisje uit Rumst waar ik een oogje op had en zij niet op mij. Mijn eerste etappe leidde me langs haar huis, de plantjes op haar vensterbank waren volledig verdord.